De Netwerk Day van Artsen Zonder Vakantie vond plaats op zaterdag 30 september. De dag stond in het teken van moeder- en kindzorg in Afrika. Naar aanleiding van de publicatie van het rapport van de WHO (Trends in maternal mortality 2000 to 2020: estimates by WHO, UNICEF, UNFPA, World Bank Group and UNDESA/Population Division), getuigden onze expert-vrijwilligers over hun ervaringen op het terrein en gingen we in debat over de uitdagingen voor Artsen Zonder Vakantie. Caroline Gennez, Minister van Ontwikkelingssamenwerking, leidde deze dag in en gaf een boodschap van steun en aanmoediging.
Vooreerst wil ik Artsen zonder Vakantie bedanken voor de uitnodiging in ons eigenste Mechelen. Een stad die ik al 20 jaar mijn thuis mag noemen.
Iedereen hier vandaag deelt eenzelfde overtuiging: gezondheidszorg is een basisrecht. Een mensenrecht. Vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, nu bijna 75 jaar geleden. Maar niet iedereen kan een beroep op dat recht. Dat zien we vaak in onze partnerlanden. De Belgische internationale samenwerking is vooral actief op plaatsen waar de noden hoog zijn. Waar er lang geen garantie is op gezondheidszorg die betaalbaar, nabij en van hoge kwaliteit is. Daardoor krijgen veel moeders en kinderen niet de zorgen die ze nodig hebben.
De rapporten van de Wereldgezondheidsorganisatie laten weinig aan de verbeelding over. In Benin lag de moedersterfte in 2020 nog altijd op 523, op 100 000 geboortes; in Burundi was dat 494. Als je weet dat dat cijfer in België 5 is, dan is het duidelijk dat er nog een lange weg is af te leggen. Ja, de cijfers kennen sinds 2000 een algemeen dalende trend. Maar iedere sterfte van een moeder en/of kind in het kraambed is er één te veel.
Het recht op seksuele en reproductieve gezondheid is, naar mijn overtuiging, ook een basisrecht. Weten hoe je lichaam werkt is een essentiële voorwaarde voor het maken van geïnformeerde beslissingen over je eigen gezondheid en toekomst. Het is goed voor je welzijn, je persoonlijke ontplooiing en je relaties.
Reproductieve gezondheidsproblemen zijn een van de grote oorzaken van morbiditeit en mortaliteit in onze partnerlanden. Zonder gemakkelijke toegang tot gezondheidszorg en kwaliteitsvol onderwijs, tot centra voor familieplanning, tot voorbehoedsmiddelen, tot een diagnose en behandeling van soa’s en hiv/aids, kunnen seksuele en reproductieve rechten niet gegarandeerd worden. Jongeren, vrouwen, kwetsbare personen met HIV, en vluchtelingen zijn hiervan het grootste slachtoffer.
Wanneer zij wél toegang hebben tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg zijn de resultaten navenant. Volgens Familie Planning 2030 (FP2030) gebruiken vandaag 370 miljoen vrouwen in lage- en middeninkomenslanden een vorm van anticonceptie. Wereldwijd heeft de toename van het gebruik van anticonceptie in het afgelopen decennium ertoe bijgedragen dat 141 miljoen ongewenste zwangerschappen werden vermeden; 150.000 moeders niet zijn overleden in het kraambed; en 30 miljoen onveilige abortussen werden voorkomen. Gezinsplanning wint aan terrein. Ook jongens en mannen worden steeds meer betrokken. En dat is nodig – en hoopgevend.
Het recht op gezondheid garanderen is een hefboom voor ontwikkeling. Een investering die terugvloeit naar de maatschappij. Goede gezondheidszorg is een motor voor sociale verandering, en daarom onmisbaar in de strijd tegen armoede. Daarom zal ik in 2024, tijdens het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de EU, extra aandacht besteden aan het versterken van toegankelijke en betaalbare gezondheidszorgsystemen, en hoe internationale en nationale vormen van solidariteit hiertoe kunnen bijdragen.
Het recht op gezondheid hangt samen met en is afhankelijk van andere basisrechten. Zoals het recht op een dak boven je hoofd; het recht op proper drinkwater; of de bescherming tegen geweld.
Het is ook een fundamenteel onderdeel van sociale bescherming. Wie ziek is, moet beroep kunnen doen op een bekwame dokter of verpleegkundige, en op betrouwbare medicijnen en therapieën. Zo kan je zo snel mogelijk genezen en verlies je zo weinig mogelijk inkomen. Dit veronderstelt dat iedereen, ongeacht inkomen, woonplaats of achtergrond, toegang zou moeten hebben tot een aanbod van diensten van goede kwaliteit, als die nodig zijn.
Als een sociaal-democraat, en als minister van Ontwikkelingssamenwerking, beschouw ik het versterken van gezondheidssystemen wereldwijd dan ook als een van onze kerntaken. Keer op keer is opnieuw bewezen: solidariteit werkt. De kiemen hiervoor planten in de rest van de wereld is ook in ons belang, precies om de huidige en volgende crisissen meester te zijn. Daarom willen en moeten wij via internationale solidariteit ook onze partnerlanden steunen om de eerste stappen te zetten naar een sterke welvaartsstaat.
Onze solidariteit dient dan ook niet om regeringen of regimes te ondersteunen – ze is er om mensen te helpen. Gewone mensen met gewone dromen – ongeacht hun seksuele geaardheid of genderidentiteit. En waar mensen van dromen in Oeganda, Burundi, of Benin, verschilt nauwelijks van wat mensen belangrijk vinden hier in Mechelen of Ieper: een dak boven het hoofd, werk dat eten op de plank brengt, vrij kunnen kiezen voor kinderen, een omgeving waar kinderen veilig en vrij in kunnen opgroeien en leren. Kortom, vooruitgaan in het leven.