Roeping en internationale solidariteit
Chirurg Frans De Weer: “Arts zijn, voelt als een uitdaging, een passie, een roeping. Toen bevriend chirurg Johan Mattelaer terugkeerde van een zending naar een gehandicaptencentrum in Kameroen en zijn ervaringen met me deelde, inspireerde dat enorm. Een jaar later – in 1981 – besloot ik mee te gaan en boden we als vrijwilligers medische ondersteuning aan kinderen met polio. Het was meteen mijn eerste Afrika-ervaring.
De kinderen verwelkomden ons hartelijk. Zingend scandeerden ze ‘Bienvenus les Médecins Sans Vacances’. En zo was onze naam geboren. Jaarlijks keerden we terug en ondertussen overtuigden we in België collega’s om ons team als vrijwilligers te versterken.
Het was meteen duidelijk dat we via opleidingen en kennisdeling wilden werken. Dus niet enkel opereren en weer vertrekken. Wel samen duurzame impact creëren via opleidingen, zodat zij zelf met nieuwe technieken verder kunnen. Wij werkten altijd op vraag van de lokale ziekenhuizen. Drongen ons nooit ergens op.“
Van brousseposten tot referentieziekenhuizen
“Zo kwam het dat onze kennissen in DR Congo hoorden over onze zendingen naar Kameroen. Waarop we al snel de vraag kregen om ook daar met ziekenhuizen samen te werken. We gingen in verschillende provincies aan de slag. Van brousseziekenhuizen tot stedelijke referentieziekenhuizen. Later volgden ook Rwanda, Burundi, Burkina Faso en Benin.
Onze focus lag in het begin op polio. We bouwden partnerschappen uit met andere organisaties en richtten ons stilaan op verschillende medische disciplines. Onze grootste betrachting was altijd om onszelf uiteindelijk overbodig te maken. Dat is in bepaalde ziekenhuizen zoals het Saint Joseph ziekenhuis in Kinshasa en het ziekenhuis van Rilima in Rwanda, die ondertussen autonoom draaien gelukt en daar ben ik bijzonder fier op.
Een ander mooi voorbeeld is het ziekenhuis van Monvu (Oost-Congo). Dat kan ondertussen patiënten behandelen die vroeger naar Bukavu moesten overgebracht worden. Ook de kindersterfte daalde er van 8% naar 2%. Het ziekenhuis is momenteel in staat aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te implementeren. Daardoor geniet de bevolking nu van een betere toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg.”
Officiële erkenning
“Ik gok dat ik gedurende die 40 jaar als vrijwilliger ongeveer 50 zendingen deed en zo’n 100 Afrikaanse artsen mee kon begeleiden. Samen met collega-vrijwilligers en ondertussen ook lokale experten, konden we bovendien duizenden patiënten behandelen, genezen of opereren.
De eerste tien jaar waren moeilijk. Ik had die tijd een voltijds draaiende praktijk als arts in België en we kregen geen cent subsidies voor Artsen Zonder Vakantie. Mijn living was ons hoofdkwartier. Vergaderen deden we op zondag rond de eettafel en het was hoofdzakelijk mijn moeder die toen onze kas spijsde en geld doneerde. Ik ben erg fier dat we het volhielden. Toen we in 1996 de erkenning als ngo kregen, voelde dat als een gigantische professionele beloning. Die erkenning is één van mijn mooiste herinneringen in het kader van ontwikkelingssamenwerking.”
Groei en evolutie
Ik herinner me een mooie quote. Toen Armand De Decker minister van Ontwikkelingssamenwerking was en kwam spreken op ons 25-jarig jubileum waarop ook koningin Fabiola aanwezig was, zei hij: “Wat al deze experten als vrijwilliger bereikt hebben, is ongelooflijk. Artsen Zonder Vakantie is werkelijk uniek.
Het is ongelooflijk hoeveel er tijdens die veertig jaar evolueerde. Ondertussen is Artsen Zonder Vakantie enorm uitgebreid qua vaste medewerkers; gaan honderden vrijwilligers op zending, werken we met vele lokale experten en verbreedde de organisatie door niet alleen op het medische te focussen maar ook op goed materiaalbeheer en ziekenhuismanagement.
Het mooie vind ik dat we blijvend langetermijnpartnerschappen aangaan. Dat we samenwerken en dat de vraag nog steeds vanuit de lokale ziekenhuizen vertrekt. In de stedelijke referentieziekenhuizen zien we een enorme vooruitgang. De brousse- of heel ruraal gelegen ziekenhuizen hebben het nog steeds heel moeilijk.
We blijven er samen voor gaan via kennisuitwisseling. Ik hoop met heel mijn hart dat de gezondheidszorg in Sub-Sahara-Afrika uiteindelijk overal goed en voor iedereen toegankelijk wordt. Pas dan is onze missie echt geslaagd.”