Prof. Dr. Marleen Temmerman: Onvermoeibaar in de strijd voor het recht op gezondheidszorg voor vrouwen

Als kind was ze al begeesterd door Afrika. Ze wist van jonge leeftijd ook dat ze wilde helpen daar waar er nood was. Tijdens haar studies was ze erg getroffen door de genderongelijkheid in de gezondheidszorg. Drie drijfveren die al een halve eeuw de brandstof vormen voor haar carrière als arts. En nog steeds vecht Prof. Dr. Marleen Temmerman onvermoeid door voor de rechten van vrouwen en meisjes, want ze ziet dat deze met de wereldwijde besparingen in ontwikkelingssamenwerking opnieuw in het gedrang komen.

Na haar keynote speech op de jaarlijkse uitwisselingsdag voor de expert-vrijwilligers van Artsen Zonder Vakantie had ik een boeiend gesprek met haar.

Gynaecologie? Nee, huisarts of dermatologie dat is meer iets voor een vrouw!

De strijd voor vrouwenrechten begint gewoon bij haarzelf. Na een stage als student geneeskunde in Rwanda in 1975 was Marleen geïntrigeerd geraakt door verloskunde. “Het is een discipline waarin je het leven van vrouwen en meisjes in alle aspecten kunt begeleiden: van zwangerschap, familieplanning, bloedingen, seksualiteit, operaties, kanker tot psychosomatische en psychosociale klachten. Na mijn stage wist ik dat dat de richting was waarin ik wilde verdergaan.”

Dat verliep echter niet volgens plan. Marleen kreeg onomwonden van haar prof te horen dat gynaecologie geen opleiding voor vrouwen was. Huisarts, dermatologe of oftalmologe vond hij beter passen, want dan kon ze na haar werkuren voor haar man en kinderen zorgen!

In ons gesprek leer ik echter dat als deuren dichtgaan, als tegenslagen op haar pad komen of als ze tegenover onrechtvaardigheid komt te staan, haar strijdlust alleen maar groeit en ze extra gemotiveerd is om verandering teweeg te brengen.

Ze studeerde af en werkte als huisarts in Eksaarde, maar haar wens om gynaecologe te worden, bleef knagen. Ze onderzocht alle mogelijkheden en schreef verschillende universiteiten aan met een opleidingsplan. Ondertussen volgde ze een opleiding Tropische Geneeskunde aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, en een ‘Master in Public Health’ aan de Vrije Universiteit Brussel. Uiteindelijk slaagde ze erin om een plaats te veroveren in Nederland en in 1983 rondde ze haar studie gynaecologie met succes af aan de ULB.

Haar tijd als onderzoeker in Kenia vormt de fundering voor haar verdere werk in het Oost-Afrikaanse land. “Ik startte te werken in de materniteit van het ziekenhuis waar 80 tot 100 vrouwen per dag in uiterst moeilijke omstandigheden bevielen. De moedersterfte lag schrikwekkend hoog. In die materniteit heb ik snel de klappen van de zweep geleerd. Ik begon zelf projecten uit te schrijven om geld in te zamelen. De eerste aanwinst was een echoapparaat, het liet ons toe om te zien waarom vrouwen zo hard bloedden.”

Ik denk dat dit probleem voor een stuk in traditie geworteld is. De belangrijkste bestaansreden van een vrouw is kinderen krijgen, en zorgen voor het gezin en de familie. Pas op, dit is niet iets dat enkel in Afrika voorkomt of uit een ver verleden. Ik zie dat er in verschillende, ook Westerse, landen teruggegrepen wordt naar conservatieve waarden als moeder aan de haard. En als er iets fout loopt is het de schuld van de vrouw.

Ze vertelt verder: “In Afrika verhogen kinderen je status. Mama betekent in Kiswahili trouwens niet alleen moeder maar ook mevrouw. Ik ben Mama Bram, omdat je als vrouw vernoemd wordt naar je eerstgeborene. Eén van de eerste vragen die je vaak krijgt, is de vraag of je kinderen hebt. Als het antwoord ‘nee’ is, dan wordt het gesprek beleefd een andere richting uitgestuurd.”

Het recht van vrouwen om zich voort te planten… of niet

De ‘International Conference for Population and Development’ in Cairo, Egypte in 1994 zou een grote mijlpaal betekenen in de strijd voor vrouwenrechten. Marleen was betrokken bij de voorbereidingen van de Belgische overheid om in gesprek te gaan met vrouwenbewegingen, NGO’s en andere middenveldorganisaties. Want voor het eerst mochten vrouwen mee aan tafel zitten, om te praten over… vrouwen. “In die conferentie werden de ‘Women’s Reproductive Rights’ goedgekeurd, het recht van de vrouw om te beslissen over hoeveel kinderen ze wil, wanneer en met wie. Het lijkt de evidentie zelf, maar toch hebben we er moeten op wachten tot in 1994.”

Vijfentwintig jaar later werd in Nairobi de balans opgemaakt waaruit bleek dat ja, in sommige delen van de wereld vrouwen meer rechten hadden verworven op het vlak van reproductieve en algemene gezondheid. Er werd geld geïnvesteerd en middelen vrijgemaakt, maar ook hier stootte men op traditionele gezinswaarden, religie, cultuur, en sturing door overheden.

 

“In sommige streken waar we werken in Kenia merken we dat het aantal kinderen per vrouw gedaald is. In stedelijke gebieden zelfs tot 2 of 3 kinderen. Op het platteland ligt dat aantal echter nog steeds op 6 tot 8 kinderen. De vrouwen daar vertellen ons dat ze zich verplicht voelen om elke 1,5 à 2 jaar een kind te baren, want anders worden ze op het matje geroepen door hun man en familie, in extreme gevallen worden ze zelf verstoten.”

“Het belangrijkste  doel van de ouders van een meisje is haar uithuwelijken aan een goede partner zodat ze kinderen kan krijgen. Schoolplicht kan hierin verandering brengen, wat in Kenia constitutioneel verankerd is nu. Als meisjes naar school gaan, schep je voor hen meer mogelijkheden op groei, ontwikkeling en op deelname aan de arbeidsmarkt. Je geeft hen keuzes.” Toch blijven hogere studies dikwijls buiten bereik. “Dat was eigenlijk niet anders toen ik naar de universiteit ging,” zegt Marleen hierover. “Mijn studiegenoten kwamen quasi allemaal uit de begoede middenklasse, hun vaders waren dokters, notarissen… de mijne was postontvanger. Gelukkig zie ik in Kenia dat jongeren die uitblinken op school, aanspraak kunnen maken op een beurs. Het is een manier om aan het keurslijf van ouderwetse waarden en normen te ontsnappen.”

Passieve discriminatie

Marleen haalt een quote van haar mentor en collega Professor Mahmoud Fathalla (1935-2023) aan:

Vrouwen sterven niet aan ongeneeslijke ziekten. Ze sterven omdat de maatschappij nog niet heeft besloten dat hun leven het waard is om gered te worden: we hechten nog niet genoeg waarde aan het leven en de gezondheid van vrouwen.

“In Kenia is men aan het bekijken om de bevolking in te schrijven in de sociale zekerheid, wat natuurlijk goed is. De hamvraag is echter wat zal de polis dekken? Zit familieplanning, baarmoederhalskankerscreening of een mammografie erin begrepen? Vrouwen worden niet zo zeer structureel geweerd of actief gediscrimineerd in de gezondheidszorg,” voegt Marleen hieraan toe. “Maar zolang ze in de maatschappij niet naar waarde geschat worden, zolang de vraag blijft of er aan hen wel geld moet uitgegeven worden, zal het leven van een vrouw altijd op het spel staan.”

Wat kunnen wij als Artsen Zonder Vakantie nog doen voor vrouwen in de Afrikaanse landen waar we actief zijn?

“Daar is nog zoveel nodig en mogelijk,” steekt ze van wal. “Inzetten op prenatale zorg bijvoorbeeld, maar ik zou me vooral richten op de verloskamer, want de meeste complicaties en dus ook sterfgevallen gebeuren tijdens de baring. Als je daar in investeert, red je vrouwenlevens en dan vermijd je doodgeboortes. In de verloskamer heb je een directe impact op het leven van moeder en kind. Het is dus een belangrijke investering in de zorg voor vrouwen.”

 

Wederkerigheid als samenwerkingsmodel

Marleen prijst de visie van Artsen Zonder Vakantie om eerstelijnsziekenhuizen te versterken, vooral omdat we inzetten op opleidingen aan het personeel door vrijwillige medische teams uit Europa en Afrika. Het is een werkwijze die ook in het Coast General Teaching and Referral Hospital in Mombasa, Kenia, waar ze voorzitter van het bestuursorgaan is, succesvol blijkt.

Ze voegt er echter een kritische nood aan toe: “Het kan allang niet meer dat Belgische dokters en verpleegkundigen gaan opereren voor veertien dagen en dan opnieuw naar huis vertrekken.

Dat is ook jullie overtuiging. Het is nodig om te kijken aan welke kennis en vaardigheden de zorgverleners behoefte hebben, én aan welke middelen, materiaal en infrastructuur het ziekenhuis nood heeft. Het is noodzakelijk om een duidelijk beeld te krijgen van hoe we kunnen bijdragen en hoe de zorginstelling tijdens de lange termijnsamenwerking is geëvolueerd.”

Ze gaat verder: “Voor mij is het ook belangrijk dat NGO’s zich inschrijven in het gezondheidsplan van een land. Wat zijn de tekortkomingen in de gezondheidszorg? In welke disciplines kunnen we ondersteuning bieden? Welke expertise kunnen we hen nog aanleren? Ontwikkelingssamenwerking zoals we het nu kennen, moet verder evolueren. We hebben nog te vaak de neiging om aan de knoppen te willen blijven zitten, maar dat is geen goede houding, niet in deze tijden. Ik zeg niet dat we zomaar geld moeten geven en zeggen ‘hier doe maar’. We moeten gewoon leren luisteren naar waar hun prioriteiten liggen en hen daarin versterken, zodat ze op termijn niet meer afhankelijk zijn van buitenlandse hulp.”

Het antwoord ligt volgens haar in wederkerigheid. Niet zo zeer in de zin van: ‘een Belgische dokter gaat naar Kenia dus een Keniaanse dokter moet ook naar België komen’, maar wel om Afrikaanse dokters, verpleegkundigen, biomedische technici… hier uit te nodigen om bepaalde technieken te leren. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze klaar zijn als er in hun ziekenhuis een nieuwe technologie bv. echografie wordt geïntroduceerd? Het is haar mening dat NGO’s daarin een aanzienlijke rol kunnen spelen.

40 jaar vooruitgang, maar de strijd is niet gestreden

Ontwikkelingssamenwerking mag dan al een andere vorm aannemen, toch blijft de financiële steun vanuit België essentieel. “In lezingen citeer ik altijd ‘Er zijn twee mensen nodig om een kind te maken. Er is een heel dorp nodig om een kind op te voeden, en we maken allemaal deel uit van het wereldwijde dorp.’ We zijn uiteindelijk allemaal met elkaar verbonden. We maken trouwens echt hét verschil met de financiering die we krijgen van de Belgische overheden en van de bevolking.”

Ze geeft het ‘Revalidatiecentrum voor slachtoffers van verkrachting, seksueel en gendergebaseerd geweld’ dat in 2007 in het ziekenhuis van Mombasa werd opgericht, als voorbeeld. Ondertussen begeleidde het centrum al 11.000 slachtoffers van seksueel geweld, vooral meisjes en vrouwen. De slachtoffers krijgen medische zorg, psychologische ondersteuning en nu wordt er ook rechtshulp voorzien. “Dankzij donaties hebben we de gezondheidswerkers in de gemeenschappen kunnen bijscholen in de basisbeginselen van het Keniaanse recht. Door deze basisrechtbijstand is Mombasa nu de provincie met het hoogst aantal rechtszaken en vervolgingen in Kenia. Slachtoffers hoeven de straffeloosheid niet langer te pikken. De volgende stap is de oprichting van een opvanghuis.”

Fondsenwerving en aandacht vragen voor de problematiek van vrouwen en meisjes in de wereld lijkt belangrijker dan ooit:

De besparingen op ontwikkelingssamenwerking van de Amerikaanse overheid (USAID) en ook van een aantal Europese landen, zijn echt een ramp en een totale ommekeer. Wat we bereikt hebben op het vlak van gendergelijkheid en vrouwenrechten staat op het spel. We moeten nu meer dan ooit zoveel mogelijk lawaai maken. Ik weet niet of het iets zal veranderen, maar niets doen, is geen optie. Vrouwenrechten worden al eeuwen in vraag gesteld en zijn nooit verworven. Het blijft moeilijk. Het blijft vechten.

Haar nalatenschap: Het Fonds Marleen Temmerman en ‘The School of Medicine and Health Sciences Mombasa’

“Mijn doel bij de oprichting van het Fonds Marleen Temmerman was om het verschil te blijven maken in leven van vrouwen en meisjes in Afrika. Er is nog veel werk aan de winkel, maar het is geen bodemloze put. Wat we doen om de moedersterfte terug te dringen, om slachteroffers van geweld op te vangen… het zijn geen druppels op een hete plaat. Ik geloof oprecht dat het tij gaat keren en dat we de goede richting uitgaan. En ondertussen… werk ik gewoon verder.”

“In 2012 transformeerde de Polytechnic in Mombasa naar ‘The Technical University Mombasa’. Wij namen contact op met deze kersverse academie om te polsen naar hun capaciteit en interesse om samen te werken. Er was groot enthousiasme, maar we hadden een lange weg af te leggen. Zo moesten we een curriculum voor de artsenopleiding uitwerken, zoeken naar fondsen voor het gebouw en de aankoop van materiaal etc. In september 2025 mochten we met trots onze eerste studenten geneeskunde verwelkomen in de ‘The School of Medicine and Health Sciences’. Deze samenwerking gaat een beduidende en langdurige invloed hebben op de regio en het land.”

 

Interview & tekst: Nadine Plehiers
Datum: 29/09/2025

Help onze Afrikaanse collega’s om noodzakelijke medische zorg toegankelijk te maken.